Uitgangspunten
De leerling centraal
Ons uitgangspunt is dat in het onderwijs de leerling centraal dient te staan: het gaat om zijn leven en zijn toekomst. Hij moet leren hoe de wereld in elkaar zit, welke rol(len) hij daarin kan vervullen. Hij moet de kennis en vaardigheden verwerven om die rollen te vervullen.
Het centraal stellen van de leerling betekent dat we bereid moeten zijn om het onderwijs aan de leerling aan te passen, in plaats van te eisen dat een leerling zich in alle opzichten aan het onderwijs moet aanpassen. Dit hoeft overigens niet te betekenen dat het om individueel onderwijs gaat. Leerlingen kunnen veel leren door samen te werken, soms met andere leerlingen die eenzelfde tempo hebben, soms met leerlingen die sterk verschillen. Projectwerk met verschillende rollen biedt hiervoor veel mogelijkheden.
In de praktijk zijn er rond het onderwijs veel belanghebbenden (“stakeholders”). Ouders, bedrijfsleven, vervolgonderwijs, overheid, school, docenten: ze hebben allemaal belangen in het onderwijs. We moeten deze belangen erkennen, maar de ook in de juiste verhouding zien tot de belangen van de leerling.
Het centraal stellen van de leerling betekent niet dat hij de enige is die bepaalt wat er gebeurt: een functie van het onderwijs is ook dat een leerling leert rekening te houden met de belangen van anderen, zowel van de bovengenoemde belanghebbenden als van zijn medeleerlingen.
Samenleving en individuele talenten en passies
Het onderwijs dient eigenlijk twee doelen: het ontwikkelen van de talenten van de leerlingen; èn het bijbrengen van kennis en vaardigheden die voor het functioneren in de maatschappij nodig zijn. Voor het functioneren in de maatschappij heb je bepaalde kennis en vaardigheden nodig. Hieronder vallen bijvoorbeeld de beheersing van enkele talen, basiskennis wiskunde, en kennis op het gebied van economie, maatschappijleer, gezondheid, etc. Ook op het gebied van Informatica en ICT is er sprake van basiskennis en vaardigheden die voor iedereen van belang zijn. Dit vormt het gemeenschappelijke deel van het programma.
Elke leerling is verschillend, en heeft zijn eigen talenten en passies. Het optimaal ontwikkelen van deze talenten is de andere belangrijke rol van het onderwijs. Dit is niet alleen van belang voor de betreffende leerling, maar ook voor de maatschappij. Leerlingen met talent en passie op het gebied van ICT en Informatica moeten ook in de context van het vak Informatica aan hun trekken kunnen komen. Ook voor hen moet er uitdagend materiaal beschikbaar zijn.
Voor het ontwikkelen van de talenten van een leerling is het nodig dat deze zelf inzicht heeft in zijn eigen talenten en passies. Dit inzicht is meestal erg beperkt aanwezig. Een belangrijke taak voor het basisonderwijs en het voorgezet onderwijs lijkt dan ook het ontdekken van de eigen talenten en passies. Het ontdekken van de mogelijke talenten en passies op het gebied van Informatica is één van de doelstellingen van Informatica 2.0.
Omdat de onderwijstijd beperkt is, moeten we in het programma een balans zien te vinden tussen basiskennis en het ontwikkelen van talent.
Zeer grote verschillen tussen leerlingen
Een belangrijk gegeven is dat leerlingen onderling sterk verschillen. Voor Informatica geldt dit in het bijzonder: er is geen vak in het Voortgezet Onderwijs waar de verschillen tussen de leerlingen onderling zo groot zijn als bij Informatica - met uitzondering mogelijk van muziek en sport. De reden hiervoor is dat sommige leerlingen een aanzienlijk deel van hun vrije tijd, soms al vanaf jonge leeftijd, aan ICT en Informatica-gerelateerde onderwerpen besteden. Dit is voor de andere schoolvakken nauwelijks het geval. Deze verschillen tussen de leerlingen hebben gevolgen voor de inhoud, het tempo, en het niveau: we zullen deze alle drie aan de leerling moeten kunnen aanpassen, om zijn talenten optimaal te ontwikkelen.
De normale manier van organiseren in het onderwijs is te vergelijken met een rijdende trein: ongeacht de vorderingen van een individuele leerling rijdt de trein in eigen tempo door. Dit betekent voor gevorderde leerlingen dat er onvoldoende uitdaging is, en voor een aantal andere leerlingen, dat het tempo te hoog is, waardoor de achterstand op een bepaald moment zo groot wordt dat de aansluiting gemist wordt.
De mogelijkheden van ICT in het onderwijs
De huidige manier van werken in het onderwijs wordt voor een groot deel bepaald door de middelen die traditioneel voor het onderwijs beschikbaar zijn. Door de ontwikkelingen op het gebied van ICT zijn er nu andere vormen mogelijk die het eenvoudiger maken om inhoud, tempo en niveau op de individuele leerling aan te passen. In het bijzonder leent het vak Informatica zich ervoor om deze mogelijkheden te benutten.
Enkele van de mogelijkheden die nu beschikbaar zijn:
- beschikbaar stellen van onderwijsmateriaal, in de vorm, op het tijdstip, en op de plaats die voor de leerling geschikt is;
- uitleg kan plaatsvinden door de beste experts en de beste docenten;
- samenwerken, op afstand, en in tijd gescheiden;
- directe feedback tijdens het leerproces, op basis van de handelingen van de leerling;
- directe observatie van elke leerling mogelijk.
- aanpassen van het onderwijsmateriaal aan de leerling - en in het bijzonder aan zijn momentane ontwikkeling.
Permanente vernieuwing
De normale manier van vernieuwing in het onderwijs, in het bijzonder de vernieuwing van een vak, houdt in dat er een project voor vakvernieuwing opgezet wordt. Dit wordt gefinancierd en georganiseerd als een project. De hele inhoud wordt herzien en vernieuwd, en er wordt nieuw onderwijsmateriaal gemaakt. Na afloop van het project staat de vernieuwing voor een geruime periode stil. Deze benadering heeft voor het vak Informatica een erg ongunstige uitwerking: de veranderingen op het gebied van ICT en Informatica gaan door, in een aanzienlijk tempo. Als vakvernieuwing met een lage frequentie projectsgewijs plaatsvindt, dan zal de inhoud vrijwel altijd verouderd zijn. Voor Informatica is daarom een permanente vernieuwing een veel meer passende aanpak.
Er is nog een andere reden waarom permanente vernieuwing aantrekkelijk is: dit maakt het mogelijk om een lerende organisatie op te zetten, waarbij de effecten van vernieuwing leiden tot feedback in het vernieuwingsproces. (In de ICT zijn dergelijke lerende organisaties erg gebruikelijk, met als extreem voorbeeld de organisatie rond webapplicaties zoals Google Docs en Facebook, die bijna dagelijks met aanpassingen komen op basis van het gebruik en de reacties van gebruikers.)