Doelstelling
Informatica 2.0 doelstellingen - een toelichting
- Informatica 2.0 doelstellingen - een toelichting
- De leerling centraal
- Samenleving en individuele talenten en passies
- Zeer grote verschillen tussen leerlingen
- De mogelijkheden van ICT in het onderwijs
- Permanente vernieuwing
- Informatica is een constructieve, creatieve cultuurwetenschap
- Aantrekkelijk, uitdagend, relevant, actueel
- Sterke docent cruciaal
- Kwaliteit
- Obstakels en risico’s
- Kwaliteit
- Financiën
Dit is een verdere uitwerking van Informatica 2.0 - wat willen wij? Dit bevat een verdieping van de doelstellingen. In een ander document beschrijven we een mogelijke aanpak.
De mogelijkheden van ICT in het onderwijs
De huidige manier van werken in het onderwijs wordt voor een groot deel bepaald door de middelen die traditioneel voor het onderwijs beschikbaar zijn. Door de ontwikkelingen op het gebied van ICT zijn er nu andere vormen mogelijk die het eenvoudiger maken om inhoud, tempo en niveau op de individuele leerling aan te passen. In het bijzonder leent het vak Informatica zich ervoor om deze mogelijkheden te benutten.
Enkele van de mogelijkheden die nu beschikbaar zijn:
- beschikbaar stellen van onderwijsmateriaal, in de vorm, op het tijdstip, en op de plaats die voor de leerling geschikt is;
- uitleg kan plaatsvinden door de beste experts en de beste docenten;
- samenwerken, op afstand, en in tijd gescheiden;
- directe feedback tijdens het leerproces, op basis van de handelingen van de leerling;
- directe observatie van elke leerling mogelijk.
- aanpassen van het onderwijsmateriaal aan de leerling - en in het bijzonder aan zijn momentane ontwikkeling.
Permanente vernieuwing
De normale manier van vernieuwing in het onderwijs, in het bijzonder de vernieuwing van een vak, houdt in dat er een project voor vakvernieuwing opgezet wordt. Dit wordt gefinancierd en georganiseerd als een project. De hele inhoud wordt herzien en vernieuwd, en er wordt nieuw onderwijsmateriaal gemaakt. Na afloop van het project staat de vernieuwing voor een (geruime) periode stil. Deze benadering heeft voor het vak Informatica een erg ongunstige uitwerking: de veranderingen op het gebied van ICT en Informatica gaan door, in een aanzienlijk tempo. Als vakvernieuwing met een lage frequentie projectsgewijs plaatsvindt, dan zal de inhoud vrijwel altijd verouderd zijn. Voor Informatica is daarom een permanente vernieuwing een veel meer passende aanpak.
Er is nog een andere reden waarom permanente vernieuwing aantrekkelijk is: dit maakt het mogelijk om een lerende organisatie op te zetten, waarbij de effecten van vernieuwing leiden tot feedback in het vernieuwingsproces. (In de ICT zijn dergelijke lerende organisaties erg gebruikelijk, met als extreem voorbeeld de organisatie rond webapplicaties zoals Google Docs en Facebook, die bijna dagelijks met aanpassingen komen op basis van het gebruik en de reacties van gebruikers.) Informatica is een constructieve, creatieve cultuurwetenschap
Herbert Simon heeft indertijd het onderscheid gemaakt tussen de Natuurwetenschappen (Natural Sciences), waarin de bestaande natuur bestudeerd en gemodelleerd wordt, en de Cultuurwetenschappen (Sciences of the Artificial), waarin het gaat om zaken die een gevolg zijn van het ingrijpen door mensen. Voorbeelden van deze cultuurwetenschappen zijn de ingeneurswetenschappen, maar ook wetenschappen als Rechten, Economie, en Politicologie. Ook gezondheidswetenschappen zou je hieronder kunnen rekenen. Bij deze cultuurwetenschappen gaat het soms om het beschrijven, maar in veel gevallen ook om het maken: het gaat om zaken die gemaakt zijn door mensen, met een bepaald doel. Als dit maken centraal staat kun je spreken over een constructieve of creatieve cultuurwetenschap.
In het voortgezet onderwijs wordt vooral aandacht geschonken aan analytisch denken: het begrijpen van de wereld. Bij de constructieve cultuurwetenschappen is analyse ook van belang, maar staat het maken, ofwel de synthese, centraal. Dit vergt een andere benadering dan analyse, en het is van belang dat leerlingen in het voortgezet onderwijs ook met synthese en ontwerpen in aanraking komen.
Enkele van de aspecten van synthese en ontwerpen: er zijn vaak heel veel acceptabele oplossingen, in plaats van enkele goede antwoorden; er is sprake van een doel - bij natuurwetenschappen is er gewoonlijk geen doel; hooguit kun je in het geval van biologie spreken van overleven als doel;
Aantrekkelijk, uitdagend, relevant, actueel
Het vak moet aantrekkelijk zijn voor leerlingen. Dit hoeft niet te betekenen dat het “leuk” gemaakt moet worden. Het vak moet uitdagend zijn, in het bijzonder voor gevorderde leerlingen. De uitdaging moet aan het momentane niveau van de leerling aangepast zijn, anders wordt het al snel intimiderend. In het ideale geval pas je de uitdaging dynamisch aan, op basis van de resultaten die de leerling bereikt. (Een vuistregel is dat voor elke poging die faalt, er twee pogingen moeten zijn die lukken. Op dit gebied zou meer onderzoek wenselijk zijn. Bij gokkers lijkt deze verhouding overigens anders te liggen: daar is het voldoende om zo nu en dan succes te hebben.) Het vak moet relevant zijn - en deze relevantie moet de leerlingen duidelijk zijn.
Het vak moet actueel zijn - vooral omdat leerlingen in hun dagelijks leven met de nieuwste ontwikkelingen geconfronteerd worden, wordt al snel duidelijk wanneer je met oude technologie of oude producten werkt. Ook hier helpt de nadruk op concepten: deze verouderen niet of nauwelijks, waar de technologie en de producten dat wel doen. Je kunt ook proberen de leerlingen zelf in te schakelen voor dit actuele aspect, bijvoorbeeld om te ontdekken hoe de belangrijke concepten in de actuele technologie vorm krijgen. (Voorbeeld?)
Sterke docent cruciaal
De docent speelt een belangrijke rol in het onderwijs, en in het leren van de leerlingen. De rol van de docent verandert wel, onder andere door de invloed van ICT en internet. Waar vroeger de docent vrijwel het monopolie op kennis had, is deze kennis tegenwoordig overal beschikbaar, ook voor leerlingen. Waar vroeger de docent het altijd beter wist dan de leerling, is dit tegenwoordig op veel gebieden beslist niet meer het geval. Dit geldt in het bijzonder als er sprake is van ICT-producten en -technologie.
Voor het vak Informatica geldt in het bijzonder dat de docent niet de alles wetende expert is. Het vakgebied is te breed, en ontwikkelt zich te snel, om als enkeling deze rol te kunnen vervullen. Sommige leerlingen zijn op deelgebieden zo ver gevorderd, dat zij aanzienlijk meer expertise hebben dan hun docent.
Bovenstaande betekent niet dat de docent niet meer belangrijk is, maar wel dat zijn rol verandert. In het geval van Informatica-onderwijs zien wij als belangrijke rollen voor de docent: het overdragen van zijn enthousiasme: een docent die
Een docent moet over een ruime mate van vakkennis beschikken, voldoende om te weten waar de belangrijke ontwikkelingen plaatsvinden.
Het is belangrijk dat een docent terug kan vallen op een netwerk waarin expertise aanwezig is die hij zelf niet heeft, maar die voor zijn leerlingen wel van belang is. Dit geldt in het bijzonder voor onderdelen van het vak die specialistisch zijn - bijvoorbeeld de combinaties Informatica en Biologie, Informatica en Wiskunde, of Informatica en Muziek; en voor gevorderde onderdelen op het gebied van Informatica zelf.
Dit netwerk kan bestaan uit collega-docenten, bijvoorbeeld met een andere specialisatie; docenten uit het HO, op het gebied van Informatica. In dit netwerk zouden ook (gevorderde) studenten uit het HO een rol kunnen spelen, evenals gevorderde leerlingen uit het VO.
Een mogelijke rol van studenten uit het HO en gevorderde leerlingen is het bemannen van een eerstelijns helpdesk. Leerlingen kunnen bij het bestuderen van de stof, en in het bijzonder bij het uitwerken van een praktische opdracht, tegen problemen aanlopen die normaliter een docent veel tijd kosten. (Docenten zijn hier overigens ook niet altijd voldoende op toegerust.)
Het genoemde netwerk kan ook een rol vervullen bij het ontwikkelen en up-to-date houden van het lesmateriaal.
Kwaliteit
In de huidige situatie is er nauwelijks zich op de kwaliteit van het geboden onderwijs, en op de kwaliteit van het resultaat - de kennis en vaardigheden van de leerlingen. Dit wil niet zeggen dat de kwaliteit niet goed genoeg is - al is dat soms wel het geval - maar vooral dat niemand weet hoe het met de kwaliteit gesteld is. In het bijzonder heeft een docent geen objectief beeld van de kwaliteit van zijn eigen onderwijs.
In het ideaalbeeld van het vak Informatica speelt kwaliteit een belangrijke rol, en is de kwaliteit van het onderwijs en van het resultaat iedereen duidelijk: leerling, docent, inspectie, en het vervolgonderwijs.
Hierbij is het belangrijk dat kwaliteit een integraal onderdeel is van de aanpak, en niet een toets achteraf. Als een onderdeel niet goed genoeg is, moet dit in een vroeg stadium duidelijk zijn, en moet het mogelijk zijn om snel maatregelen voor verbetering in te voeren. Dit geldt zowel voor het werk van leerlingen, docenten, als voor bijvoorbeeld het lesmateriaal.
Je kunt kwaliteit relateren aan “leren”: het is niet voldoende om een systeem te hebben voor de borging van kwaliteit, je wilt een organisatie die in staat is zich voortdurend te verbeteren.
(Ook hier is het verschil tussen een projectorganisatie en een continue organisatie duidelijk: in het eerste geval is het moeilijk om een lerende organisatie te zijn, in het laatste geval is het essentieel om een lerende organisatie te zijn.)
Obstakels en risico’s
Regelgeving
Voor het Voortgezet Onderwijs hebben we te maken met een uitgebreide regelgeving, die bijvoorbeeld moet waarborgen dat leerlingen voldoende onderwijs krijgen van voldoende kwaliteit. De geest van deze regelgeving is steeds meer gericht op het stellen van kwaliteitseisen, in plaats van het voorschijven van de implementatie. Zo is de regel voor de onderwijstijd aangepast op een manier die “ophokuren” voorkomt, maar andere vormen van onderwijs dan het traditionele klassikale onderwijs mogelijk maakt.
In het geval van het vak Informatica hebben we in eerste instantie te maken met de officiële omschrijving van het examenprogramma. Het ministerie heeft indertijd, in een mondelinge toezegging aan Bert Zwaneveld c.s., wel toegestaan dat scholen met een nieuw programma zouden kunnen experimenteren. Kwaliteit
Financiën
De financiering van het bovenstaande is nog niet voldoende uitgewerkt. Enerzijds hebben we een aantal zaken die de kosten van het geheel verhogen, bijvoorbeeld de permanente vernieuwing. Anderzijds kunnen we de kosten op bepaalde punten verminderen, bijvoorbeeld door het gebruik van afstandsonderwijs en het inschakelen van leerlingen bij hun eigen leerproces. (In hoeverre deze laatste aspecten de kosten kunnen verminderen moet nog blijken.) Naar een centraal schriftelijk examen?