3-lagen model
Het 3-lagen model
Bij een ICT-systeem is er vaak sprake van een opbouw in lagen, waarbij deze lagen gescheiden worden door interfaces. In het bijzonder kunnen we de volgende lagen onderscheiden (van "top" naar "bottom"):
- toepassingen-laag (application layer)
- logische laag (logical layer), ook wel systeemsoftware
- fysieke laag (physical layer): hardware
Elementen van de toepassingen-laag zijn bijvoorbeeld:
- tekstverwerkers (Word, Google Doc, LaTeX);
- spreadsheet-programma's
- games
- apps
- browser
Elementen van de logische laag zijn bijvoorbeeld:
- operating system (Windows, Linux, OS X, iOS, Android)
- file systeem, resources, beveiliging, gebruikers, gebruikersinterface
- programmeertalen, compilers, en libraries
- database management systemen
- netwerksoftware (lokaal netwerk, internet, web)
Elementen van de fysieke laag zijn bijvoorbeeld:
- computer-hardware
- netwerk-hardware
- randapparaten (beeldscherm, toetsenbord, USB-stick, printer)
Browser als platform voor toepassingen
De grens tussen de logische laag en de toepassingen verschuift regelmatig. Onderdelen die in veel toepassingen gebruikt worden, verschuiven naar het Operating System. Voor bestaande toepassingen is dit geen probleem, omdat het een uitbreiding van een interface betreft.
Een speciaal voorbeeld is de browser. Oorspronkelijk is dit een toepassing, waarmee je als gebruiker toegang krijgt tot de documenten in het web. Maar de browser wordt steeds meer het platform voor toepassingen in het web (web-applications). Hiermee wordt de browser onderdeel van de logische laag van web-toepassingen.
- Javascript is de "machinetaal" van het web: andere programmeertalen worden vertaald naar Javascript, zodat je deze talen kunt gebruiken in web-toepassingen.