Badges/Web-0

Uit basis
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Badge-status: In bewerking
Module: Web-0
Badges
  1. Algoritmen en datastructuren-0
  2. Arduino-0
  3. Arduino-1
  4. Blender-0
  5. CSS-0
  6. CSS-1
  7. Databases-0
  8. Databases-1
  9. Excel-0
  10. Git-0
  11. Hardware-0
  12. Hardware-1
  13. HTML-0
  14. HTML-1
  15. ICT in de Wolken omgeving-0
  16. ICT in de Wolken omgeving-1
  17. Javascript voor games-0
  18. Linux-0
  19. Linux-1 (shell scripting)
  20. Netwerken-0
  21. Netwerken-1
  22. Ondernemen-0
  23. Photoshop-0
  24. PHP en MySQL-0
  25. Programmeren in JavaScript-0
  26. Programmeren in JavaScript-1
  27. Python-0
  28. Python-1
  29. Regexp-0
  30. Scrum-0
  31. Scrum-1
  32. Sketchup-0
  33. SQL-0
  34. Storyboard-0
  35. Unity-2D-0
  36. Unity-3D-0
  37. Video-0
  38. Web-0
  39. Web-1
  40. Web-2
  41. Web-3
Modules

Badge - voor Web-0

Samenvatting

Je kent de basiselementen van het web in hun samenhang en je kunt deze gebruiken op een zinvolle en veilige manier.

Evidence

Je kunt onderstaande uitvoeren voor een docent of andere persoon die verantwoordelijk is voor het uitdelen van de badge.

  • (in grote lijnen) uitleggen wat er gebeurt als je een URL invoert in de browser, of op een link klikt;
    • rol van: URL, DNS, IP-adres, server, http-protocol (request, response), html-document, rendering;
  • door middel van de ontwikkeltools in de browser, dit proces demonstreren voor een eenvoudige website;
  • uitleggen van verschil tussen zoeken en adresseren;
  • verschillende stappen van "veilig webwinkelen (enz.)" uitleggen, en het waarom van deze stappen:
    • URL, domein, https/slotje, organisatie/certificaat.

Inhoud

"kennis van een begrip" houdt in dat je (i) het begrip kunt beschrijven, en dat je kunt uitleggen waar je dit gebruikt; (ii) een voorbeeld kunt geven; (iii) het gebruik hiervan in de praktijk kunt herkennen. Je moet deze termen onder andere kennen om met anderen te kunnen communiceren.

Kennis

Je hebt kennis van de begrippen:

  • internet, als basis voor het web; web, als internet-toepassing;
  • HTML als vorm (representatie) van web-documenten
    • vorm van HTML-documenten, gebruik van tags
  • URL:
    • rol van URL in het web (resource-identificatie, adressering)
    • opbouw van URL: scheme/protocol, host (domeinnaam, IP-adres), poort, pad, query-string, fragment
    • link - met (verborgen) URL en (zichtbare) tekst/figuur-anker
  • Zoeken versus adresseren
  • Browser
    • navigeren, zoeken, historie (bepalen van web-documenten);
    • weergeven van web-documenten op scherm/papier weer te geven ("rendering")
      • weergave hangt af van context: apparaat, medium, grootte van venster, instellingen browser/gebruiker
  • Taakverdeling en samenspel tussen browser (client) en server:
    • statische versus dynamische webpagina's,
    • server-side scripting versus client-side scripting,
    • web-apps,
    • caching
  • HTTP-protocol (als client-server protocol voor dit samenspel)
  • Browser-eigenschappen en -instellingen

Algemene concepten

  • hypertekst, links in en tussen documenten
  • adresseren

Vaardigheden

  • Bepalen van je eigen IP-adres in het web
  • Gebruik van de browser:
    • Aanpassen van instellingen voor het weergeven van een html-document;
  • Gebruik van de ontwikkelhulpmiddelen van de browser:
    • bekijken van html-broncode
    • volgen van netwerk-requests/responses (http)
    • inzien van lokaal opgeslagen informatie (o.a. cookies, localStorage)

Materiaal

Alternatieve formulering...

URL

  • je kent het verschil tussen een URL, een zoekopdracht, en een IP-adres.
  • je kent het verschil tussen de weergave van een link en de bijbehorende URL.
  • je weet uit welke elementen een URL is opgebouwd.
  • je kunt een URL aanpassen
    • bijvoorbeeld voor het gebruik als bookmark; of voor het opzoeken van gerelateerde gegevens
  • je kunt een URL als bookmark gebruiken
  • je kunt een URL als link in een bestand gebruiken.

Navigatie, historie en zoeken

  • je kunt de browser-hulpmiddelen voor navigeren (pijltjes, home, bookmarks) en zoeken gebruiken
  • je kunt de hulpmiddelen voor navigeren en zoeken in een webpagina gebruiken.

Veiligheid

  • je kunt controleren of je te maken hebt met een beveiligde verbinding;
  • je kunt in de browser controleren wie de eigenaar is van de website (als dit aangegeven is);
  • je weet wat een certificaat is, en waar je bij een certificaat op moet letten.
  • je weet iets over de veiligheid van wachtwoorden op het internet.

Client-server: taakverdeling

  • je begrijpt de taakverdeling tussen de client (browser) en de server, voor enkele eenvoudige toepassingen.
    • bijvoorbeeld: welke gegevens worden voor een blog of een webwinkel waar bewaard?
  • je kent het verschil tussen server-side scripting en client-side scripting, en weet hoe dit gebruikt kan worden in eenvoudige toepassingen.

Client-server: protocol

  • je kunt de basisbeginselen van het http-protocol tussen de browser en de server uitleggen, en de samenhang met de URL.
    • GET en POST requests; met parameters
    • response, met o.a. HTML resultaat; en 404 resultaat.

Context: internet

Internet: adressering en domeinnamen

Browser

  • je kent de basiselementen van de browser: