Netwerken-0

Uit Inf2019
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Inleiding netwerken en internet
  1. Inleiding en samenvatting
  2. Internettoepassingen
  3. Eigenschappen van toepassingen
  4. Eisen aan het internet
  5. Opbouw in lagen, end-to-end principe
  6. Verbindingen en berichten (transportlaag: TCP en UDP)
  7. Het IP-protocol (netwerklaag)
  8. De fysieke laag
  9. De internet infrastructuur
  10. Het thuisnetwerk
  11. --
Netwerken

Zie ook Regels en richtlijnen
Zie ook Artikelen bewerken

Netwerken

De (deel)module Netwerken-0 behandelt het internet vanuit het perspectief van een gebruiker: wat moet je als gebruiker van het internet weten om dit veilig en effectief te kunnen gebruiken? Daarnaast biedt deze module de algemene kennis van het internet die je nodig hebt om de individuele en maatschappelijke gevolgen van het internet op waarde te kunnen schatten.

Leerdoelen

  • Je kunt het internet veilig en effectief gebruiken
    • Je begrijpt de netwerkinstellingen van je computer en van je thuisrouter; je kunt deze desgewenst aanpassen, en je kunt foutsituaties analyseren en mogelijk oplossen.
    • Je weet welke veiligheidsrisico's er zijn vanuit het internet, op je computer en op je thuisnetwerk, en je weet welke maatregelen je kunt treffen om deze risico's te verminderen.
  • Je kunt de belangrijkste individuele en maatschappelijke gevolgen van het internet bespreken, op grond van kennis van de basisconcepten van het internet, en van de verschillende belangen en spelers rond het internet.

Voorkennis

Verwerkingsopdrachen

Concepten

IP-protocol, pakketcommunicatie, verbindingsgerichte communicatie, IP-adres (IPv4 en IPv6), poortnummer, internet lagenmodel (fysieke laag, netwerklaag, transportlaag, toepassingenlaag), protocollen (IP, TCP, UDP, TLS, WiFi, Ethernet, HTTP(s)), DNS), snelheid (bitsnelheid en latency), betrouwbaarheid, veiligheid (versleuteling, authenticatie, privacy, integriteit), compressie, client-server, peer-to-peer (P2P),

Samenvatting

Het internet vergeleken met andere netwerken

  • telefoonnetwerk: transport van gesprekken
  • kabeltelevisienetwerk: "content distributie"
  • hoe netwerken?
    • traditioneel: netwerk per toepassing
    • vb: telefoon; telegraaf; (naast de distributie-netwerken, zoals radio en televisie)
    • internet als universeel netwerk (computers als universele apparaten/platformen)
    • NB: het onderscheid is niet "digitaal", maar "universeel" - en meestal met gelaagde opbouw.
    • multiplexen van verbindingen: tijdelijke verbindingen, of pakketten (of transacties?)
      • vgl. telefonie: opbouwen van een verbinding; actief gedurende end-to-end interactie (gesprek)
      • in dit geval bepaalt de toepassing de duur van de verbinding.
      • bij pakketten bepaalt het netwerk (min of meer) de omvang/duur
  • soorten netwerken
    • onderscheid naar toepassing (of, als universeel: soorten toepassingen met zelfde eisen)
    • onderscheid naar technologie
    • onderscheid naar topologie (ster, maas, meerdere sterren)

Internet

  • principes van internet
    • gelaagde opbouw (vgl. 3-lagen model)
    • splitsen van logische laag: (i) netwerklaag (IP); (ii) transportlaag (end-to-end)
    • end-to-end principe (netwerk eenvoudig en universeel, complexiteit en specialisatie in de eindpunten)
    • gebruik van pakketten: eenvoudige manier van multiplexing
    • "open" (standaardisatie; technologie; infrastructuur; ...)

pakketten; best effort

  • best effort: er kunnen om allerlei redenen pakketten verloren gaan: door communicatiefouten, maar ook bijv. door buffer overflow bij een router.
  • computers werken i.h.a. met best effort: er worden geen garanties gegeven
  • in het geval van internet moet je die garanties op het toepassingsniveau proberen te geven
    • voor een deel ook al in transportlaag, bijv. TCP als "betrouwbare bi-directionele verbinding".
    • maar, met een zekere overhead (o.a. extra latency)
    • soms heb je liever UDP: best effort dan TCP: met enige garanties.
  • als je een pakket ontvangen hebt, kun je in elk geval de integriteit daarvan controleren.
    • een pakket komt OK aan, of het komt niet aan.

adressering; IP-adres; routering

  • een adres zorgt niet alleen voor identificatie (naam), maar ook voor plaats, en/of een manier om er te komen (routering).

IP-protocol

  • ingebed in fysiek protocol, van onderliggende laag
    • bijv.: Ethernet; WiFi; ...

Transportlaag: TCP en UDP

  • ingebed in IP-pakketten